
Rouwen om mijn moeder
Vandaag word ik achtenvijftig jaar, mijn eerste verjaardag zonder mijn moeder. We vieren het al jaren niet meer samen maar toch. Het voelt alsof ik hem helemaal alleen moet vieren. Zonder mijn favoriete gerecht, kip met frites en sla en chocoladevla met slagroom toe, iets wat ik al meer dan veertig jaar niet meer eet. Het kleine meisje dat zo graag jarig was omdat ze dan in de aandacht stond en kreeg wat ze wenste dwarrelt al drie maanden ergens rond in mijn lijf en hoofd, sinds mijn moeder is overleden. Er is soms ineens een gedachte, een paniek, ‘wie zorgt er nu voor mij?’ En dat terwijl ik natuurlijk al jaren voor mezelf zorg. Soms hangt er een energie om me heen die lijkt op een moeder. Een moeder, niet mijn moeder, een soort oermoeder, de moeder van alle moeders?
Mijn moeder is dood. Hoe dan? Hoe kun je zonder moeder leven? Terwijl ik mijn halve leven voor mijn moeder zorgde, was ik nu ontsteld, bang, in paniek omdat er niemand meer was die voor mij zorgde. Het is een bijna instinctieve reactie, niet realistisch en toch heel voelbaar. Is dit rouw? Volledig lak hebbend aan het heden en het verleden en hoe de werkelijkheid was en is?
Dit is de eerste keer dat ik jarig ben zonder mijn moeder. En dit is misschien wel de eerste keer dat ik niet hoop en verlang maar dankbaar ben voor wat ik ontvang. Want ze is er niet meer dus kan ik niets verwachten. Klinkt dat verdrietig? Ja, want het zegt iets over mijn verlangen als klein meisje. En tegelijk is het ook zo mooi. Want in deze zin werkt rouw louterend. De aardse onbekwaamheden zijn er niet meer, de fysieke schillen zijn weg. Er blijft over de instinctieve, biologische, en misschien ook mystieke relatie tussen een moeder en een dochter. Ik voel het en het verwarmt me. Ik hoop jou ook, ergens, nergens, lieve mam. Dat de oermoeder voor al haar kinderen zorgt.
Vandaag eet ik nog een keer mijn favoriete kindergerecht: kip met frites, en ben ik lief voor iedereen. Op jou mam!


