
Op een avond reed ik laat in een taxi in een stad in Azië. Ik keek uit het raam en zag skyscrapers en moest heel even schakelen: waar was ik? Ooit had ik besloten: als ik niet meer weet in welke stad ik ben stop ik met deze baan. Dit was het moment. Wat zou het volgende zijn dat ik ging doen? Ik had tientallen managers en trainers opgeleid en gecoacht, was internationaal projectleider geweest en had een vrij sterke visie op management en leiderschap. Ik was echter nog geen lijnmanager geweest. In het kader van practice what you preach was dit misschien wel een goede vervolgstap, lijnmanager worden. Oké, een baan in het bedrijfsleven. Hoe zou ik dit aan mezelf kunnen verkopen? Of was het, hoe kon ik het aan anderen verantwoorden? Ik moet je zeggen, een internationale baan in ontwikkelingswerk is heel goed voor je status. Hoe vaak zei ik het niet op een feestje en kreeg ik respect? Dat zou ik ineens opgeven? Al contemplerend buitelden de vragen over me heen. Wat was mijn motivatie voor werk? In de loop van de jaren was ook deze baan een statusbaan geworden hoewel nog steeds boeiend maar ook vermoeiend.
Misschien was het sowieso wel goed om iets anders te gaan doen, alleen al om te onderzoeken of ik die erkenning los zou kunnen laten. Doorfilosoferend kon ik mezelf de juiste vragen stellen: als de status wegvalt, wat is dan het diepe verlangen, met welke waarden wil ik werken en leven, waar liggen mijn natuurlijke kwaliteiten? Kan ik alleen maar mensen verder helpen in hun ontwikkeling in een ver-weg-land of kan dat ook in het klein? De Oprah in me gaf me het antwoord.
Ik kreeg een baan als manager learning & development bij een telecombedrijf, leidde een team van tien mensen die groeiden en bloeiden. Ik kon mijn talenten en waarden inzetten om ze daarbij te begeleiden. En het maakte niet uit of dat in Arnhem-Zuid was of op Sri Lanka.
De moraal van dit verhaal mag je zelf bedenken. 😉 Heb jij wel eens voor dit dilemma gestaan? Wat heb je gedaan?
Silvia van der Cammen, persoonlijk leiderschapscoach


